Een van de voorrechten van mijn werk als fotograaf is dat ik op plekken kom die voor anderen amper toegankelijk zijn. Zoals de Noordpool, op de afgelegen plek in het uiterste noorden van Canada, binnen de Poolcirkel waar de Inuit wonen. -Eskimo’s bedoel je?- Nee, dat is een naam die Franse kolonisten in de 17e eeuw aan de Inuit gaven en wordt inmiddels gezien als minder respectvol. Ze noemen zichzelf Inuit, dat is het meervoud van Inuk, wat eenvoudigweg ‘mens’ betekent.
Twee keer ben ik te gast geweest bij de Inuit in Gjoa Haven, het havendorpje genoemd naar de boot van Roald Amundsen. Deze Noorse ontdekkingsreiziger was hier gestrand in 1903 en legde zijn schip ‘Gjoa’ in -zoals hij het noemde- de mooiste natuurlijke haven ter wereld. Ruim honderd jaar later is dit dorp aan een beschutte baai op King Williams Island ook mijn bestemming, als ik voor een opdracht van het Wereldnatuurfonds op zoek ga naar verhalen over klimaatverandering.
Ik reis het liefst lichtbepakt – dat scheelt sjouwen- maar dat vergt een grondige voorbereiding en een interessante uitdaging. Want wat is essentieel voor een reis naar een gebied waar de temperatuur tussen de min 20 en min 30 ligt? Warme spullen om aan te trekken, in vele laagjes uiteraard. Maar wat doen die temperaturen met je camera? Om daar achter te komen benaderde ik een fotograaf die niet lang daarvoor naar de Zuidpool was afgereisd; Volkskrantfotograaf Raymond Rutting. Heb je bijvoorbeeld een soort bontjasje voor je camera nodig? Iets dat tegen kou en sneeuw beschermd, zoals je regenhoezen voor camera’s hebt. En waar moet je allemaal nog meer rekening mee houden in dat soort extreme weersomstandigheden? Raymond kon er kort over zijn: je accu’s lopen heel snel leeg, en bij grote temperatuurwisselingen moet je uitkijken voor condensvorming en -bevriezing in je camera. Hiervoor had hij een heel makkelijke oplossing: gewoon je camera buiten laten hangen! Nu kom ik uit de grote stad en dan ben je altijd iets meer op je hoede, dus dat zag ik mezelf niet doen.
Een andere fotograaf had een praktischer oplossing: neem een diepvrieszak van de supermarkt mee, en als je even naar binnen moet, stop je daar je camera in. Kijk, aan dit soort tips heb ik wat. Raymond had nog een ander zeer bruikbaar advies: om je accu’s niet te snel leeg te laten lopen, draag je ze tot gebruik warm op je lijf in een vissersvestje.
Waar ik dan weer niet voor was gewaarschuwd was dat de hardplastic delen van je camera zoals je zonnekap, kunnen bevriezen en daardoor broos en kwetsbaar worden. Net toen ik blij was dat de zonnekap ook heel goed dienst deed als sneeuwkap, brak ie tijdens een sledetocht waarin ik in een houten bakje achter een sneeuwscooter heen en weer werd geslingerd over de ruwe sneeuw. Door het gestuiter kwam mijn camera klem te zitten tussen het bakje en een kist met geweren. De camera overleefde het gelukkig, maar de zonnekap niet. En ik had voor deze favoriete lens geen reservekap bij me, want travel light, he? Dat we ook filmpjes gingen opnemen voor Nikon die de reis in 2015 had gesponsord, was op z’n zachtst gezegd onhandig. Nikon wilde met de filmpjes laten zien hoe camera’s het doen in extreme weersomstandigheden. Nou, prima hoor, alleen jammer van die zonnekap.
Het was niet de eerste keer dat ik stuiterend op een slee zat. Eerder verliep het wat hachelijker. Dat was in 2008, mijn eerste Noordpoolreis. Ik zat achterop de slee bij George Kamookak, de vader van mijn gids Louie. George was de laatste traditionele jager van het dorp die nog met sledehonden werkte. We hadden een urenlange tocht gemaakt en gaan weer op huis aan. Maar de honden weigeren dienst. Ze lopen wat puberaal links en rechts te dralen van de slee waar George en ik klaar zitten voor vertrek. George stapt af om met zijn zweep de honden in de juiste richting te dirigeren, en dan gebeurt het. Met een samenzweerderige blik kijkt de voorste hond de anderen aan en opeens rennen ze er keihard vandoor. Al stuiterend op de slee probeer ik me staande -of liever gezegd: zittende- te houden. De camera om mijn nek zwiept gevaarlijk heen en weer, maar met één hand houd ik hem in bedwang. Met de andere houd ik het touw vast dat om de slee is gebonden. Slee is wel een iets te mooi woord voor deze plank op twee ijzers met een rendiervel erop gebonden met dus dat touw.
De honden galopperen voort terwijl ik me afvraag hoe je die tot stilstand kan krijgen als er geen teugels zijn? Op de heenweg gaf George commando’s waar ze toen nog braaf naar luisterden, maar ik kan er op dit moment geen een herinneren. Zeker niet in de taal van de Inuit, het Inuktitut. Meestal probeer ik op reis een paar nuttige woorden te leren, zoals goededag en dankjewel. Dat laatste is ‘qujannamiikmarialuk’ en vrijwel onmogelijk uit te spreken of zelfs maar te onthouden. Het Inuktitutwoord voor ‘stop’ kun je nu eenvoudig vinden in Google Translate, maar zover was het toen nog niet. Opeens zie ik naast de voortdenderende slee een ankertje aan een touw stuiteren. Het ziet eruit zoals ankers op kleine zeilboten, maar wat doet een anker hier in de sneeuw? Het daagt me dat dit de rem moet zijn! Ik wurm mijn camera onder mijn linkerarm en met de rechterhand druk ik het anker in de sneeuw. Steeds dieper, tot de honden stilstaan. Ik stap af en ga naast de voorste en stoutste hond staan en grijp hem zachtmoedig maar gedecideerd bij zijn tuig. Na een tijdje zie ik op de horizon een stip die steeds dichterbij komt. Het zijn drie personen op een sneeuwscooter: George, zijn zoon Louie en ertussenin zit Babs gedrukt, de journaliste met wie ik mijn Noordpoolavonturen beleef, als een soort Thelma en Louise. George steekt niet onder stoelen of banken dat hij onwijs trots is op deze zuiderlinge (zo noemen de Inuit iedereen die niet op de Noordpool woont). Geen ervaring met sledehonden, maar mooi wel de honden uiteindelijk in toom gekregen! Als ik George bijna 8 jaar later weer opzoek in Gjoa Haven, is hij inmiddels gepensioneerd en wat vergeetachtig, maar weet nog precies te vertellen wat er in het voorjaar van 2008 gebeurde met de zuiderlingen en de sledehonden. Als dank geef ik hem het portret dat ik maakte toen we onze reis terug naar Gjoa Haven weer aanvingen na dit avontuur. Het is mijn favoriete foto.